De milde zaaier en de kracht van het Woord (2008)

Gebed

Eeuwige God,
Als een milde zaaier strooit Gij
Uw Woord als zaad uit over de wereld.
En overal waar mensen hopen op gerechtigheid
En dromen van een vredelievende wereld
Brengt uw Woord wonderen tot stand.
Blijf zaaien overal waar mensen zijn
Opdat uw Rijk van liefde ooit mag komen
En deze aarde mag veranderen in een tuin van vrede.

Inleiding op de lezing

Oorspronkelijk had ik de idee om gedurende een vijftal zondagen over de belangrijkste sacramenten te preken. Maar ik vrees dat het wat teveel van het goede zou zijn. Daarom sluiten we vandaag terug aan bij de courante lezingen, die dit jaar genomen zijn uit het evangelie van Matteüs. Zoals u misschien wel weet is Matteüs een systematicus, die al zijn informatie omtrent Jezus heeft geordend binnen het raam van vijf grote redevoeringen. We hebben de Bergrede en de zendingsrede al gehoord. Vandaag begint de parabelrede waarvan de eerste die van de zaaier is. Een parabel die menige boer de wenkbrauwen doet fronsen. Hoe kan een man zo dom zijn graan op de weg, tussen dorens en distels of op rotsgrond te strooien? Om de handelwijze te begrijpen moeten we naar de situatie in het hoogland van Palestina gaan. De grond is er schraal en alleen geschikt om spelt te kweken, enkele geiten te hoeden die met wat rommelig groen tevreden zijn, of bijen te houden. Eerst werd er gezaaid en daarna geploegd om zo het zaad in de aarde te krijgen, want eggen was onmogelijk. Daarom zaaide men overal: op paadjes, op plaatsen waar onkruid en dorens stonden, want dat alles werd toch omgeploegd. Jezus gebruikt deze situatie van arme boeren en het beeld van het mateloze zaaien om te spreken over de groei van het Rijk Gods. Laten we luisteren naar het eerste deel van deze vertelling.

Homilie

Jezus verwachtte een nieuwe tijd van gerechtigheid en vrede en wilde allen die nu triest, gelaten of wrokkig aan de kant zaten moed en vertrouwen inspreken. Het Rijk van God zal groeien als graankorrels die in goede aarde ontkiemen. De weg, de rotsgrond, de vruchtbare aarde en de met brede gebaren strooiende zaaier zijn metaforen over een onmerkbare, stille groei van de eigenlijke levenskracht en de nieuwe gemeenschap die daaruit zou groeien. Is het toeval dat dit verhaal Jezus te binnen schiet als Hij door een arme nederzetting in het hoogland wandelt? Want waren het niet vooral de armen, die begrepen wat er stond te gebeuren en had Hij niet op de eerste plaats voor hen een bemoedigende boodschap?

Jezus doet dit door twee verrassende dingen te zeggen: iets over God en iets over de mens. Van God zegt Hij dat Die er niet is voor een kleine religieuze of etnische elite, maar als een milde, onberekenende zaaier overal en in alle omstandigheden zijn liefde aanbiedt. God kijkt niet naar het verleden van mensen, Hij vraagt zich niet af wat ze hebben gedaan of ze waardig zijn. Hij kijkt niet naar hun cultuur of huidskleur, zelfs niet naar de godsdienst die ze aanhangen. Neen, de God van wie Jezus vol was, biedt in mildheid aan iedereen zijn liefde aan. Hij is de ‘Abba', de ‘Schoot van ontferming', ‘het onvoorwaardelijke Licht'. Hij zaait zijn Woord als leven gevend zaad in deze wereld. Martin Buber sprak over de lichtvonken die over heel de schepping zijn uitgezaaid en worden samengebracht tot één grote zee van vuur.

Tegelijk zegt Jezus met deze parabel iets over de mens. De mens kan als rotsgrond zijn, overwoekerd door onkruid. Hij heeft ook de mogelijkheid van een vruchtbare grond. Ook dit zijn beelden om te zeggen wat een waarachtige mens en gelovige moet zijn. Wij zijn geroepen om te horen, om één en al oor te worden voor een woord, een roep voorbij alle dingen. Onze diepere bestemming bestaat erin tot onze diepste grond door te dringen waar we enkel ontvangende leegte zijn, om ons te ontdoen van alle storende geluiden en te komen tot dat zuivere luisteren waardoor het Woord vruchtbaar wordt. Niet toevallig vergelijkt Jezus het Woord of de Blijde Boodschap met zaaigraan. In de Oudheid had men zoveel respect voor taal, voor gesprek en overleg dat het ondenkbaar was dat je iets belangrijks kon horen of beloven en daarna gewoon doen of er niets was gebeurd. Spreken en handelen vormden één eenheid. Wie echt luistert, wordt een ander mens. Wat hij in uiterste passiviteit verneemt, moet hij noodzakelijk volbrengen. Met de vruchtbare grond bedoelde Jezus dit echte luisteren in stilte met heel zijn persoon. Wie dit doet, kan niet anders dan rijke vruchten voortbrengen. Overgave en inzet horen in wezen samen. Dat was het Grote Nieuws dat Jezus boeide.

Aan deze parabel heeft men na de dood van Jezus een stuk toegevoegd en in Jezus' mond gelegd om het op die manier meer gewicht toe te kennen. De situatie van de jonge kerk was immers sterk veranderd. De predicatie bleek niet zo wervend te zijn, christenen werden vervolgd, ook intern was het moeilijk om als als bekeerde gemeenschap midden een multicultureel milieu te leven, zoals voor Matteüs het geval was. Vandaar dat zich een andere uitleg van de parabel opdrong. Opvallend is dat de oorspronkelijke vreugde om Gods houding wordt omgebogen naar een moraliserende toon. Het gaat nu over vele soorten mensen en de mentaliteit waarmee ze de Boodschap van de leerlingen ontvangen. Onbevangenheid en blijheid maken plaats voor een kerkelijke houding van vermanen. Het kan ons alleen maar erop wijzen hoe vlug een Blijde Boodschap aan kracht en zuiverheid moet inboeten en hoe we altijd moeten terugkeren naar dat eerste moment. Wie zei het ook al weer: "Jésus est venu et voilà l'église".