Evangelieprikje 2014

Het nieuwe schooljaar is nog maar een week oud, en toch zal er hier en daar al eens een meningsverschil of een ruzietje geweest zijn. Het valt me als leerkracht op – en ik wil niet seksistisch klinken – dat vooral jongedames het talent hebben om nogal vlug ruzie te maken. Ruzies komen ook bij jongens voor, maar dat is ofwel erger ofwel vlugger opgelost. Maar we hebben uiteraard de school niet nodig om een meningsverschil of ruzie te hebben. Veel ruzies ontstaan door slechte communicatie. Het is misschien wat paradoxaal: nog nooit had de mens zoveel communicatiemedia ter beschikking en nog nooit zijn er zoveel ruzies geweest omwille van verkeerde of verkeerd begrepen communicatie. Hoe dikwijls wordt een uitspraak van iemand niet uit de context gehaald en uitvergroot op smoelenboek gezet? Hoe moeilijk is het niet de juiste toon te vinden voor een Twitter- oneliner die niet verkeerd kan begrepen worden? Het evangelie mag dan al heel oud zijn, de tips die Jezus vandaag geeft bij het begin van het evangelie gelden nog altijd. Het komt er op neer dat mensen met elkaar moeten praten – van mens tot mens – wanneer er zich een probleem voordoet.

Jezus begint met een gesprek tussen twee mensen. Dat lijkt gemakkelijk, maar dat is het niet.  Het is niet bepaald gemakkelijk iemand die je goed kent aan te spreken over een fout die hij of zij  maakte. Vaak denken we : “we zullen maar zwijgen voor de lieve rust”, maar dan blijft het ongenoegen of de kwetsuur sluimeren. Vroeg of laat komt het er toch uit.  Het is dus goed de ander duidelijk te maken hoe jij je voelt bij zijn of haar gedrag. Dat gebeurt  best op een rustige manier. We moeten de ander niet aanvallen, gewoon meedelen wat zijn of haar gedrag bij ons oproept aan gevoelens. Nu, als je andere mensen probeert uit te leggen hoe ze je gekwetst hebben, kan het alle kanten uit. Het beste scenario is dat de ander zich daar niet van bewust was en de fout inziet en afspreekt de fout niet meer te maken. Maar helaas gebeurt het ook wel eens dat men de fout niet wil inzien, erger nog dat men zelfs – afhankelijk van de taalgroep waartoe men behoort – in een Vlaamse of Franse colère schiet. Jezus kent de mens en Hij weet dat zoiets kan gebeuren, daarom voorziet Hij nog enkele andere stappen.  Eerst probeer je het nog eens met getuigen, dan met enkele vertegenwoordigers van de gemeenschap. Dat laatste ligt misschien wat moeilijk vandaag bij de mens die niet erg tuk is op een bemoeizieke gemeenschap. En toch, de teneur die Jezus voorstelt is de enige die problemen au fond kan oplossen: het gesprek aangaan met elkaar.

Uit dit en hetgeen volgt lijkt ook wel dat Jezus groot belang hecht aan de gemeenschap. Dat staat nogal haaks op het individualisme dat onze samenleving kenmerkt. Het individualisme is al zover geraakt dat hier en daar mensen opnieuw beginnen in te zien dat leven altijd ook samenleven moet zijn. En zo zien we hier en daar buurtfeesten opduiken omdat mensen hun buren weer willen leren kennen. Dat individualisme is ook wat binnengedrongen in onze geloofsgemeenschap. Nogal wat gelovigen komen naar de mis, en daar stop het dan ook. In heel veel parochies wordt er geprobeerd gemeenschapsvormende initiatieven te nemen, helaas niet altijd met het verhoopte succes. De parochies waar de gelovigen elkaar echt kennen en bijvoorbeeld weten wanneer iemand verjaart, zijn dun gezaaid. Dat is heel jammer, want enkel een goede gemeenschap kan een crisis overleven. Net nu christen-zijn niet evident is, hebben we elkaar broodnodig. Zo’n gemeenschap hoeft niet overrompelend groot te zijn: twee of drie zijn voldoende om Jezus aanwezig te hebben. Misschien is dit evangelie de ideale uitvalsbasis om als gemeenschap eens na te denken hoe we nog meer kunnen groeien tot een gemeenschap. Een eucharistieviering  mag niet een verzameling van individuen zijn, maar een gemeenschap van mensen die geven om elkaar. Voor en na de mis even praten met elkaar, in veel gevallen zelfs kennis maken met elkaar kan een eerste stap zijn, maar we mogen verder gaan. Waarom niet het geloofsgesprek aangaan met  elkaar? Waar anders dan in de kerk kan en mag je zonder dat er iemand raar kijkt nog over je geloof spreken? Natuurlijk, ik weet ook wel: veel kerkmensen zijn niet opgevoed in een traditie van geloofsgesprekken. De structuur van de eucharistieviering nodigt niet echt uit tot dialoog tussen de “deelnemers”. En toch, ik heb al een paar keer een viering met gelovige jongeren mogen meemaken waarin de preek bijvoorbeeld heel kort was, waardoor er – weliswaar beperkte – ruimte ontstond voor dialoog. Na de korte preek werd de jongeren gevraagd of ze zich daarin konden vinden. Het gesprek start zeer moeilijk, maar als je dat blijft oefenen, kan dat groeien. Andere mensen laten vertellen wat zij in het evangelie horen, kan zeer verrijkend zijn voor de voorganger, maar ook uitdagend. Het is niet ondenkbaar dat men de tekst verkeerd begrijpt. Een dialoog kan daar veel klaarheid scheppen. Het is maar een voorbeeld van hoe we als gemeenschap kleine stappen kunnen zetten. Mensen voorbeden laten uitspreken of opschrijven in een intentieboek, is een ander. Het begint en eindigt allemaal met het gesprek aangaan met elkaar.   Welke gemeenschap en welke voorganger durft het aan?