Christus, Koning van het heelal A - 2020

Zusters en broeders,

Vandaag is het de laatste zondag van het liturgisch jaar A. Een jaar lang heeft Jezus ons voorgehouden dat we Hem alleen kunnen volgen als we leven naar zijn enige gebod: ‘Bemin God bovenal en bemin uw naaste zoals uzelf.’ Hij leerde ons in dat verband onder meer dat de mens ‘niet alleen van brood leeft, maar van elk woord dat komt uit de mond van God’, en zo’n woord is een woord van liefde, vrede en gerechtigheid. ‘Wees goede herders voor elkaar’, zei Jezus ook. En ook: ‘Gij zijt het zout van de aarde en het licht van de wereld.’ Hij hield ons ook voor dat we geen twee heren kunnen dienen, want als we alleen  onszelf, onze bezitsdrang en ons egoïsme dienen, kunnen we niet houden van God en nog minder van onze naaste. Hij waarschuwde ons geen zaad te zijn dat op de rotsen valt, want dan kunnen we geen vruchten voortbrengen, en ook onkruid tussen de tarwe mogen we niet zijn. Hij vertelde over de verborgen schat in de akker en over nog zoveel andere dingen die Hij vergeleek met het Rijk der hemelen, en dat is het Koninkrijk van Gods liefde, vrede en gerechtigheid. Een Koninkrijk dat enkel tot stand kan komen als wij er willen aan meewerken. En toen Hij terugging naar zijn Vader in de hemel, zei Hij: ‘Maak alle volkeren tot mijn leerlingen, en leer hen onderhouden wat Ik u heb opgedragen.’ Hij wist dat dit een moeilijke opdracht was, en daarom had Hij vroeger al gezegd: ‘Wees niet bevreesd, gij kleine kudde.’ En nu voegt Hij daaraan toe: ‘Ik ben bij u, alle dagen, tot aan de voltooiing van deze wereld.’  

Het is maar een heel kleine selectie uit wat Jezus ons het voorbije jaar heeft voorgehouden, en vandaag voegt Hij daar iets als een conclusie aan toe. Een conclusie die klinkt als een gewetensonderzoek voor ons, met de vraag: Wat heb ik van zijn boodschap terechtgebracht? Heb ik geleefd naar zijn enige gebod? Heb ik dus bovenal van God gehouden, en evenveel van mijn naaste als van mezelf? Heb ik dus aandacht gehad voor mensen die hongeren naar aandacht en respect? En ook voor mensen die erkenning zoeken, ook al zijn het vreemdelingen of vreemden, of mensen die op elk gebied anders zijn dan ikzelf? Had ik ook aandacht voor eenzamen, voor zieken, voor alleenstaanden, voor mensen die gevangen zitten in zichzelf? Heb ik respect gehad voor het milieu en de natuur? Heb ik geborgenheid gegeven aan mijn partner, kinderen, kleinkinderen, familie, buren en aan nog zoveel andere mensen? En heb ik eraan gedacht dat Jezus over dat alles zegt: ‘Al wat gij gedaan hebt voor een van de geringsten van mijn broeders en zusters, hebt gij voor Mij gedaan.’

En daarbij moeten we ons zeker afvragen wat we daarop kunnen antwoorden, want de geringsten  komt neer op ‘iedereen’. Dat zijn dus niet alleen wijzelf, onze familie, vrienden, bekenden, buren, collega’s enzovoort, maar echt al onze naasten. Dus ook mensen van wie we niet houden, en die ook niet van ons houden. En ook onbekende mensen, mensen die anders zijn dan wij, die onze concurrenten zijn of gelijk wat anders, want het gaat echt om iedereen. Wat hebben we voor hen gedaan?

Zusters en broeders, vandaag vieren we Christus, Koning van het heelal. En waarom is Hij de Koning van het heelal? Omdat alleen Hij niets anders kent dan liefde, vrede en gerechtigheid. Alleen Hij is dus waardig Koning te zijn van het heelal, van het al, want zonder Hem zou het een vreselijke boel worden. Dat zien we in de miserie in zoveel landen waar God niet binnen mag. Landen met geweld, corruptie, onderdrukking, uitbuiting, terrorisme, vernietiging van milieu en natuur enzovoort. Een eindeloze reeks vreselijke dingen die het koninklijke heelal ondermijnen. Het is dus niet verwonderlijk dat Jezus ons als Koning vraagt om mee te bouwen aan zijn heelal. Aan een eerlijke en heerlijke wereld, waar het voor alle mensen fantastisch is om te wonen, dus ook voor de geringsten van onze broeders en zusters. En die vraag van Jezus om mee te bouwen vervalt niet na deze laatste zondag van het liturgisch jaar A, want volgende week begint het liturgisch jaar B en groeien we doorheen de tijd van verlangen naar de geboorte van Jezus. Opnieuw zal Hij ons een jaar lang zijn enige gebod voorhouden, en op het einde zullen we ons opnieuw de vraag moeten stellen: ‘Wat heb ik ervan terechtgebracht?’ Ik wens ons allen toe dat we zowel nu als dan kunnen zeggen: ‘Het is niet perfect geweest, maar ik moet me ook niet schamen, want ik heb al de dagen van mijn leven mijn best gedaan om te doen wat Jezus me voorhoudt, namelijk: Bemin God bovenal en bemin uw naaste zoals uzelf.’ Moge dat ons antwoord zijn. Amen.