Huis op de rots (2011)

Het huis dat op een rots is gebouwd; het is een krachtig beeld voor hoe een mensenleven kan zijn. De lezing uit Matteüs wordt wel eens gebruikt bij een uitvaart. De nabestaanden willen dan daarmee uitdrukken dat zij de persoon van de overledene ervaren hebben als een man of een vrouw uit één stuk, als iemand waar je op kon bouwen. Dan gebruik je deze tekst bij een terugblik, bij het opmaken van de balans van iemands leven. Als het goed is hebben wij nog een tijd voor de boeg. Wat kunnen wij met die tekst over bouwen op de rots of bouwen op zand?

Laten we de tekst eens nader bekijken. De regen, de bergstromen en de storm, dat lijkt me wel duidelijk. Ze verwijzen naar de grote tegenslagen die ons mensen kunnen overkomen, alles waardoor we materieel en mentaal helemaal uit ons evenwicht kunnen worden gebracht. Laatst sprak ik iemand die zei: "Het is eigenlijk een wonder hoe het met me gaat, want in korte tijd ben ik én ernstig ziek geweest én ik ben mijn baan kwijtgeraakt. En ik kon niet terugvallen op mijn partner, want die heeft me twee jaar geleden verlaten." Hij zei ook: "Ik heb het gevoel dat ik gedragen word. Een ander was misschien al lang in een depressie geschoten. Maar ik voel dat me kracht geschonken wordt die me helpt om verder te gaan." Hij heeft inderdaad nieuw werk gevonden. En deze crisis heeft zijn relatie met God verdiept.

Hem werd kracht gegeven, en hij stond er als gelovig mens ook open voor. De hamvraag is dus: hoe leer je om ontvankelijker te worden voor Gods nabijheid? Het evangelie zegt daar boeiende dingen over. Vrome woorden, de grote gelovige uitgangen helpt niets. Jezus zegt daarover: "Niet ieder die tot Mij zegt: Heer, Heer! Zal binnengaan in het Koninkrijk der hemelen, maar hij die de wil doet van mijn Vader die in de hemel is." Okay, het komt dus aan op het doen van het goede. Een goed mens zijn en zo. Maar nee, Jezus gaat ook daar tegenin. Hij roept het beeld op van het Laatste Oordeel, en dat er dan mensen bij hem komen die zich beroepen op hun grote verdiensten als gelovige. En het gaat dan niet om geringe dingen. Jezus noemt: in zijn naam profeteren, duivels uitdrijven en vele wonderen doen. Als mensen zich daarop aan de hemelpoort beroepen, dan zegt Jezus, als rechter van de eindtijd: "Ga weg, ik ken jullie niet, jullie die ongerechtigheid doen".

Waar gaat het dan wel om, als het niet om vroomheid en ook niet om goede werken gaat? Waarheen verwijst dan die rots en dat zand, waarover Jezus vervolgens begint? Ik zoek een antwoord op deze vraag in een tekst van Paulus. Hij schrijft in zijn eerste brief aan de Korintiërs: "Al spreek ik de taal van mensen en engelen – als ik de liefde niet heb, ben ik een galmend bekken of een schelle cimbaal. Al heb ik de gave van de profetie, al ken ik alle geheimen en alle wetenschap, al heb ik het volmaakte geloof dat bergen zou kunnen verzetten – als ik de liefde niet heb, ben ik niets Al deel ik al mijn bezit uit, al geef ik mijzelf prijs om mij daarop te kunnen beroemen – als ik de liefde niet heb, helpt het mij niets."

Hoe komt het nou dat Jezus de mensen die zoveel goeds hebben gedaan toch bij de hemelpoort wegstuurt? Dat lijkt toch heel onrechtvaardig? Ik zoek het antwoord in deze richting: als je jezelf beroept op je verdiensten, als je vindt dat je het zo goed hebt gedaan dat je wel de hemel verdient, dan staat in Jezus ogen je ik, je ego centraal. Dat is anders bij mensen die werkelijk liefhebben. Die mensen zullen makkelijker hun eigen beperkingen zien. Die zijn trots op het goede, maar ze hebben hun eenvoud en een gezonde bescheidenheid behouden.

Ik las een verhaal van een bekende Nederlander, Herman Wijffels, die vertelde hoe hij rondtrok door een Afrikaans wildpark. Hij stootte op rotsformaties, die de warmte 's nachts vasthouden. Als je daar, zoals hij, 's avonds op gaat liggen, dan trekt de warmte, de energie van die warme rotsen helemaal door je heen. Hij schreef dat dat hem diept geraakt had. Hij voelde zijn naakte zelf, hij voelde wie hij echt was. En juist door die ervaring kon hij onbevangener kijken naar wat hem in de weg zat om goed leiding te geven en om voluit te leven. Een trauma uit je jeugd kan je bijvoorbeeld in de weg zitten, schreef hij, en dan is het zaak daarmee aan de slag te gaan. Hij schreef: als je eenmaal hebt ervaren wie je echt van binnen bent, dan kun je ook de weg naar binnen gaan en opruimen wat je in de weg zit om voluit te leven. Een waar woord.

Met mijn eigen woorden zou ik het zo zeggen: als je de fundamentele ervaring opdoet dat God jou liefheeft zoals je ten diepste bent, dan blijf je heel je leven op zoek naar hoe je nog meer van je leven kunt maken. Je doet dan het goede, niet omdat je jezelf zo belangrijk vind, maar omdat je voelt dat Gods liefde jouw fundament is; Gods liefde wil door jou heen naar buiten stralen. Gods liefde is jouw dragend fundament, en telkens als iets lukt zeg je: God, dank je wel. En als iets niet lukt zeg je: Jammer, ik ben ook maar een eindig mens. Maar ik probeer het opnieuw, en op een andere manier. Want Gij God, zijt mijn rots.
Moge die gezindheid, die liefde voor God en voor het leven groeien, en ook dat geduld met onszelf en met elkaar, steeds opnieuw.