Een man van aanzien en een te mijden vrouw (Mc 5,21-43)

Nauwelijks is Jezus aan wal of daar is alweer veel volk om hem heen.

Hem wordt weinig rust gegund. Mensen stellen in hem verwachtingen.

Zijn woord raakt mensen en is hij toegankelijk voor mensen met zorgen.

Twee personen komen vooral in beeld. Beide hebben zorgen. Beide vallen hem op te voet. Beide worden zij voor ons een voorbeeld van vertrouwen.

Een twaalfjarig meisje

Jairus, een man van aanzien, is verantwoordelijk in de synagoge en hij wendt zich tot Jezus. Zijn dochter, een meisje van twaalf is zwaar ziek. Twaalf jaar, een scharnierjaar. Als twaalfjarige trok Jezus met zijn ouders naar Jeruzalem en onttrekt hij zich enkele dagen aan hun zorg. Hij beseft dat hij een belangrijke taak zal hebben en leeft in verbondenheid met zijn hemelse Vader.

Twaalf jaren, ook bij ons is dit al een belangrijke tijd. Het einde van de basisschool, een moment waarop velen het vormsel ontvangen.

Op ziek zijn staat geen leeftijd. Niemand is ervan gespaard. Ziekte kan in elk huis binnentreden en op elke leeftijd. Elk huis heeft zijn kruis. Vandaar de dringende bede van Jaïrus aan Jezus om met hem naar zijn huis te gaan om zijn dochter te genezen. Ook een welstellend mens kan zich machteloos voelen in het lijden. Jairus schaamt zich niet om voor Jezus te knielen en zijn hulp te vragen.

Twaalf jaren ziek en verstoten

Maar de tocht wordt onderbroken door een ontmoeting met een onbekende vrouw. Ze wil Jezus aanraken en slaagt daarin. Ze lijdt aan bloedvloeiing, al twaalf jaar. Een uur lijden is al lang genoeg. Maar twaalf jaar. Sommigen levenslang. Ondertussen heeft ze veel geleden en werd ze gemeden. Het was riskant wat ze deed; maar ze geloofde dat er van Jezus een kracht uitging, dat het al volstond om zijn kleed aan te raken. Het lukt, maar Jezus vraagt toch een stap meer, waardoor zij uit de anonimiteit wegkomt. Zij drukt haar geloof en vertrouwen uit. Ze krijgt daardoor erkenning. Ze leed onder een stigma. Zij werd als onrein aanzien en bijgevolg te mijden; Het boek Levitics heeft een aantal voorschriften omtrent onreine vloeiingen. “Wanneer bij een vrouw bloed uit haar schede vloeit, duurt de periode van haar onreinheid zeven dagen. Ieder die haar gedurende die dagen aanraakt is tot de avond onrein” (Lev 15,19). Maar de vrouw blijft er onder lijden en wordt daarom geweerd, ze mag niet naar de synagoge en zeker niet op het tempelplein in Jeruzalem.

Maar wat voor een ommekeer. Jezus ziet haar, spreekt tot haar en zegt: “Mijn dochter, uw vertrouwen is uw redding, ga in vrede en blijf van uw kwaal verlost.” Het wordt een ganse nieuwe toekomst voor haar. Verzoend met zichzelf en met haar omgeving kan ze in vrede terugkeren. “La femme est délivrée d’une double infirrmité, celle de son corps d’abord, mais aussi celle de son esprit qui avait integré le discours social commun, qui ‘enfermait dans la solitude en condamnant à s’écarter de tout contact” (C. Focant, L’évangile selon Marc, p. 210).

Haar geval doet nadenken over de plaats van de vrouw in patriarchale structuren. Er zijn nog zoveel plaatsen waar ze niet meetelt en uitgesloten wordt, waar ze niet mag wat mannen wel mogen.

Maar ondertussen is voor Jaïrus zijn leed vergroot. De verwachting van de vader voor de genezing van zijn dochter is omgeslagen in totaal verdriet. Zijn dochter zou gestorven zijn. Maar Jezus zegt tot Jaïrus, de overste van de synagoge, “Wees niet bang, maar blijft geloven.” Het is een woord van vertrouwen, dat een christen levenslang in zijn hart mag bewaren en hem mag begeleiden.

Jezus gaat het huis van Jaïrus binnen. Hij vermijdt elk spectaculair gedoe. Samen met drie metgezellen en met de vader en de moeder van het meisje gaat hij de kamer binnen. Hij neemt het kind bij de hand en zegt ‘Talita koemi’. ‘Meisje sta op.’ Heer, spreek slechts één woord en ik zal gezond worden. In het Oude Testament hebben profeten zoals Elia (1 Kon. 17,17–24) en Elisa (2 Kon. 4,32–37) in Gods naam en in Gods krach doden tot leven gewekt. Maar de wijze waarop was meer gecompliceerd dan deze van Jezus, die leven wekt door zijn woord.

De evangelist Marcus schreef het leven van Jezus nadat Jezus is gestorven en verrezen. Het geloof in de Verzenen Heer straalt al in het in het huis van Jaïrus wanneer Jezus tot het meisje zegt; Talita koemi, Sta op. Talita kommi, een hoopvol woord, dat enkele organisaties hebben overgenomen in hun acties en zorg voor jongeren met moeilijkheden.

Zorg voor leven

Het evangelie verhaal van deze zondag met de twee wonderen klinkt als een ode aan het leven. Het toont ons Jezus als bron van het leven voor wie in hem gelooft. Hij geneest en redt. Het dubbelverhaal is een mars naar het leven. Sta op en leef.

Wie gelooft, vreest de dood niet. Bij een uitvaart durft een christen nog zingen; “Ik ben de verrijzenis en het leven.” Als christen hebben we de hoop dat met de dood niet alles voorbij is. Wij vertrouwen in de man, die de dood heeft overwonnen.

“J’aime la vie”, zong een dertienjarige Sandra Kim en won er mee het Eurosong festival in 1986.

.

God heeft alles geschapen om te leven” (Wijsheid 1,14). Hij is het die leven hebt heeft gegeven in der aardeschoot (ZJ 569).

Toch beseffen we dat mensen nu anders kijken naar wonderen dan de tijdgenoten van Jezus en dat wonderen voor hen een struikelblok kunnen vormen om tot geloof te komen. De moderne rationaliteit heeft het bereik van de rede versmald tot het zichtbare. Toch is er een subtielere taal dan de taal van de moderne wetenschap om over opstanding en verrijzenis te spreken. (Prof. Guy Vanheeswijck in gesprek met Prof. em. Gilbert Van Belle, 31 maart 2014 Ucsia)

“Wat doet Jezus? Door de meeste wonderen loopt en rode draad: dat Jezus de normaliteit herstelt. Zijn ingrijpen gaat meestal niet verder dan een terugkeer naar het gewone of gezonde menselijke leven. Hij maakte van de lamme geen polsstokspringer, van de doofstomme geen operazanger, van de blinde geen helderziende, van de bezetene geen professor. Hij herstelt mensen in hun gewone waardigheid en plaatst ze teurg in hun gewone omgeving; Misschien bevinden sommigen dat te weinig en ziet Jezus hen daarom niet terug. Ze hadden meer verwacht van hem en van zijn wonderen.

Dit zou het grootste wonder van de wereld zijn; een herstel van de normaliteit. Een groter mirakel hebben we niet nodig! Dat ieder mens kan spreken en meespreken. Dat ieder mens mag zien wat er gebeurt en daarover kan oordelen. Dat ieder mens een rechtmatig deel ontvangt van het brood dat deze aarde kan voortbrengen. Dat iedere mens een lichamelijk en geestelijk gezond leven kan leiden, zonder depressief te moeten worden van sociale of economische overlast. Dat elk gezin een plek van geborgenheid en veiligheid mag zijn, waar ook ter wereld. Dat zou pas een verlossing of bevrijding zijn! Het grenst aan de illusie. Een groter mirakel heeft onze wereld niet nodig.’ (Johan Bonny, Herbeginnen bij Jezus Christus, p. 46-47).

"Zie, ik verheel mijn wonden niet: Gij zijt de arts en ik ben ziek; Gij zijt barmhartig en ik erbarmelijk. En heel mijn hoop is alleen maar gevestigd op uw overgrote barmhartigheid, Heer mijn God" (Belijdenissen, XXVII, 38). Dit is een uitspraak van Sint Augustinus voor wie Jezus geneesheer is naar ziel en lichaam. Naar hem mogen we ons blijven richten. “Onze verwondingen zijn uiteindelijk onze grootste bron van zegen omdat ze samensmelten met de wonden van onze deemoedige God” (Magie Roos, Anglikaans kluizenaar (1941). God heeft zorg voor ziel en lichaam.

Het verhaal eindigt met een laatste woord en raad van Jezus; “dat men het meisje eten moest geven.” Wellicht wou Jezus ermee zeggen; Ze heeft nog een lange weg te gaan. Daarvoor moet ze zich voeden en sterken. Zo is het ook voor ieder van ons!