6e zondag in de paastijd B - 2015

Zusters en broeders,

Zoals zo dikwijls horen we in het evangelie van vandaag heel pakkende woorden. Zoals bijvoorbeeld wanneer Jezus zegt: ‘Dit is mijn gebod, dat gij elkaar liefhebt zoals Ik u heb liefgehad.’ Misschien zijn we ons daar niet van bewust, maar die woorden tonen heel sterk aan hoe menselijk Jezus is, Hij die toch de Zoon van God is. Hij beklemtoont immers zeer uitdrukkelijk de liefde. En liefde, ja, die is onmisbaar in een mensenleven. Probeer u maar eens een leven voor te stellen zonder liefde. Probeer je eens ouders voor te stellen die niet van hun kinderen houden, ouders die niet alles over hebben voor hun kinderen. De slapeloze nachten wanneer hun kinderen ziek zijn, of huilen zonder ophouden, zoals kleine kinderen dat nu eenmaal kunnen. De ongerustheid wanneer hun kinderen veel langer wegblijven dan was afgesproken. De bezorgdheid voor hun studies, voor hun werk, voor hun toekomst. En dat alles, en nog zoveel meer, kan ook omgekeerd worden, want even groot is de inbreng van kinderen voor hun oude en soms hulpbehoevende ouders.

Zonder liefde is dit allemaal ondenkbaar. Zoals gelijk welke relatie ondenkbaar is zonder liefde. Zoals zoveel relaties stukgaan omdat de liefde verdwenen is. Ze kunnen niet anders dan stukgaan, want liefde is de basis van wederzijds begrip, van verdraagzaamheid, van vergeving van fouten en blunders, van echte en oprechte belangstelling voor elkaar. En van geluk in de relatie, want daar zorgt liefde voor: dat je gelukkig kunt zijn. Probeer maar eens gelukkig te zijn als je ruzie hebt met je gezin, je familie, je vrienden, je omgeving. Je kunt zelfs niet tevreden zijn, en dat is ver van gelukkig.

‘Heb elkaar lief zoals Ik u liefheb’, zegt Jezus, en hoe eindeloos zijn liefde is, hebben we op Pasen gemerkt. Zijn apostelen hadden zich als bange hazen in een woning opgesloten en toen Hij daar na zijn verrijzenis aan hen verscheen, zei Hij: ‘Vrede zij u.’ En Hij herhaalde: ‘Vrede zij u.’ Drie dagen voordien, toen Hij gevangen genomen werd, hadden ze Hem zomaar aan zijn lot overgelaten. Nochtans hadden ze even tevoren samen genoten van een feestelijk avondmaal, en toch lieten ze Hem daarna zonder meer achter in de miserie en het onrecht. Erger nog: toen Petrus herkend werd als een van zijn leerlingen, schreeuwde en vloekte hij: ‘Ik ken die man niet.’ En wanneer Jezus hen terugziet, klinkt er geen woord van verwijt, alleen maar: ‘Vrede zij u.’ Zozeer heeft Hij hen en alle mensen lief dat Hij hen niets verwijt, dat Hij hen niet veroordeelt, dat Hij alleen maar liefde en vrede kent. En zo zegt Hij vandaag: ‘Heb elkaar lief zoals Ik u liefheb.’

Houden van elkaar zoals God van ons houdt: het sluit heel mooi aan bij wat we hoorden in de eerste lezing. Petrus is bij de Romeinse officier Cornelius, en die is daar zo door aangegrepen dat Hij een nederige knieval doet. Waarop Petrus zegt: ‘Sta op, ik ben ook maar een mens.’ Kunnen wij dat ook? Kunnen ook wij anderen behandelen zoals we onszelf behandelen? Kunnen ook wij zeggen: ‘Ik ben niets meer dan jij.’ Kunnen we dat, en zoals Petrus leven vanuit het besef dat we niets meer zijn dan anderen. Dat we gewone mensen zijn, geschapen naar Gods beeld en gelijkenis, zoals alle mensen. Ook dat verwoordt Petrus op pakkende wijze wanneer hij zegt: ‘Nu begrijp ik pas goed dat God geen onderscheid maakt tussen mensen, maar dat Hij zich het lot aantrekt van iedereen.’ En waarom maakt God geen onderscheid? Omdat Hij liefde is. Geen dikkenekkerij, geen heerszucht, geen dwangmatigheid. Alleen maar liefde.

Zusters en broeders, het is vandaag de tiende mei, en misschien weet je het niet, maar dat is de feestdag van pater Damiaan. De heilige pater Damiaan. Zijn mensenliefde was zo sterk dat hij deed wat niemand hem had voorgedaan, en wat ook niemand durfde of wilde doen: echt zorgen voor melaatsen. Leven midden onder hen, en alleen maar voor hen. Niet voor zichzelf, maar voor mensen die tot een vreselijk leven op een vreselijk eiland veroordeeld waren omdat ze melaats waren. En waarom kon pater Damiaan dat? Omdat hij leefde naar dat woord van Jezus: Hou van uw medemensen zoals Ik van u hou. En pater Damiaan is vandaag zeker niet de enige aan wie we kunnen denken, want het is meimaand, en dat is de maand van Maria. ‘Heilige Maria, moeder van God, bid voor ons, nu en in het uur van onze dood’, bidden we tot haar. Maar zouden we niet beginnen met ons aan haar te spiegelen? Maria, het nederige meisje dat ja antwoordde op de onbegrijpelijke vraag van God of zij de moeder van zijn Zoon wou worden. Maria die haar Zoon een weg zag gaan waarover ze zich diepe zorgen maakte, omdat ze wist dat die weg vol gevaren was. Maar ook Maria die niet, zoals de apostelen,  op de loop ging wanneer haar Zoon ter dood veroordeeld werd, maar Hem volgde tot onder het kruis. Maria: de moeder van Jezus, en ook onze Moeder.

Van onze medemensen houden zoals Jezus, zoals God van ons houdt, onszelf niet beter en niet meer achten dan anderen, ons spiegelen aan Jezus, en ook aan pater Damiaan en aan zoveel andere goede mensen, en vragen aan Maria dat ze voor ons zou bidden, nu en alle dagen van ons leven, tot in onze dood. Zusters en broeders, we hebben een heel programma voor ons. Laten we proberen daar goed werk van te maken. Amen.