Vijftiende zondag door het jaar (2010)

×

Waarschuwing

JUser: :_load: Kan gebruiker met ID: 201 niet laden

Wie is mijn naaste? vraagt de Schriftgeleerde. Je naaste beminnen als jezelf, dal klinkt heel mooi, maar wie is je naaste in de concrete omstandigheden van je leven? Jezus geeft een heel concreet antwoord en tegelijk draait hij de vraag om: voor wie kun jij een naaste zijn? Je kunt natuurlijk heel mooi praten over je naaste beminnen, en naastenliefde is een heel fundamenteel gegeven in onze christelijke traditie, maar als je het concreet gaat maken, kom je toch bij de vraag: voor wie kan ik een naaste zijn, voor wie kan ik iemand zijn die een helpende hand biedt, een luisterend oor, een hartelijk woord?
We komen heel veel mensen tegen, soms in blije omstandigheden bijvoorbeeld bij een verjaardagsfeestje, dan beleef je ook een stuk verbondenheid met elkaar. Maar verbeeld je dat je naast iemand komt te zitten bij wie pas een ernstige ziekte is geconstateerd. Op de vraag: hoe gaat het ermee, komt er een vloedgolf los van alle akelige ervaringen rond de ziekte. Dan kun je geneigd zijn om te zeggen: dat is heel erg maar laten we over iets anders praten want we zijn hier toch op een feestje. Dat is in feite met een boog om iemands problemen heenlopen, dan ben je op dat moment geen naaste voor die zieke persoon.
We komen heel veel mensen tegen, soms ook in verdrietige omstandigheden, bijvoorbeeld bij een begrafenis, ook dan wordt er een stuk verbondenheid beleefd, die heel belangrijk is vooral voor de rouwenden. Vaak wordt er dan tegen hen gezegd: ik kom je nog eens gauw opzoeken. Maar in de concrete omstandigheden komt het er niet altijd van, soms omdat met het druk heeft met zijn eigen zaken, soms omdat men het steeds maar uitstelt omdat men ertegen op ziet. Maar dat is in feite toch in een boog om een mens met verdriet heenlopen, dan ben je geen naaste voor die mens.
De meesten van ons hebben de naastenliefde best hoog in het vaandel, maar we willen wel zelf uitmaken wie in aanmerking komt voor onze naastenliefde en hulpvaardigheid én het moet ons gelegen komen om ook iets te doen.
De gelijkenis van de barmhartige Samaritaan maakt ons echter twee dingen duidelijk: je naaste zoek je niet zelf uit, die kom je tegen al dan niet toevallig, die vind je langs de weg die jij door het leven gaat, én er wordt niet gekeken of het wel uitkomt. Het gebeurt gewoon.
Die joodse priester en leviet die in een boog om die halfdode man heenliepen, zijn in onze ogen harteloze en liefdeloze mensen. Toch is dat hoogstwaarschijnlijk niet de werkelijkheid. Het was veel meer dat het hun echt niet uitkwam. Als die man dood zou zijn en ze zouden hem aanraken dan waren ze onrein en mochten ze geen dienst doen in de tempel. Voor hen was dit een geldig excuus om door te lopen. Jezus maakt duidelijk dat dit geen goed excuus was.
Die Samaritaan, die halve heiden op wie de joden neerkeken, die laat wel zijn hart spreken. Misschien kwam het hem ook ongelegen maar hij deed het gewoon. Hij was echt een naaste voor de gewonde man.
Iedere mens in de wereld is ergens je naaste. Iedereen in onze dorpsgemeenschap is je naaste. Iedereen in je familie- en vriendenkring is je naaste. Maar de vraag is: voor wie zou jij een naaste moeten zijn, voor wie zou je de handen uit de mouwen moeten steken? Een naaste zijn voor de armen in de wereld door bij te dragen aan een collecte is natuurlijk heel goed. Een naaste zijn voor mensen in de gemeenschap door vrijwilligerswerk te doen, is vanzelfsprekend heel goed. Toch zijn dat vormen van naastenliefde die je zelf uitkiest, en gelukkig zijn er velen die dat doen.
Maar soms vragen omstandigheden of je een naaste wilt zijn voor iemand die je eigenlijk niet mag of geen band mee hebt. Komen we dan ook in actie of lopen we dan toch in een boog om hem heen. Laten we niet vergeten: niet jij kiest je naaste uit, maar een ander vraagt jou een naaste voor hem of haar te zijn. Dan in actie komen, dat is echte naastenliefde.