Beste vrienden,
In het Evangelie van vandaag spreekt Jezus over zijn kudde, en over zijn schapen, maar hij maakt nergens, zelfs niet met één enkel woord, gewag van herders. Hij vertelt ons dat zijn schapen naar zijn stem luisteren en dat ze Hem volgen. Klaarblijkelijk is Hij de herder, en zoals Hij het hier voorstelt, komen er geen andere herders aan te pas. Jezus Christus is de herder, en al diegenen die naar zijn stem luisteren en er gehoor aan geven, dat zijn zijn schapen. U, ik, onze Bisschop en ook de Paus – het zijn allemaal schapen in Jezus’ kudde, want de herder, dat is Jezus zelf.
Die voorstelling van zaken bevalt me wel!
Gewoonlijk wordt het wel anders voorgesteld. De gelovigen zijn in die voorstelling de schapen, en de priesters en bisschoppen zijn de herders, die de kudde moeten leiden. Een paar enkelingen die de bestemming kennen en die weten wat goed is voor de kudde en wat niet, en dan honderden, die als schapen maar gewoon de herder moeten volgen.
Geen wonder dat die voorstelling steeds meer op afwijzing stoot. Zo dom, zo onzelfstandig, zijn de schapen van deze kudde tenslotte niet. Geen wonder dat er steeds meer weerstand wordt ondervonden wanneer het er gewoon om gaat zich bijna onvoorwaardelijk te laten leiden. Zo goed, zo onbaatzuchtig en zo doelbewust zijn de mensen die in onze kerk herders worden genoemd nu toch ook weer niet. Veel te dikwijls gaat het daarbij om vele zaken, maar niet altijd om de zaak van Jezus. Carrière, macht en invloed spelen dikwijls een te grote rol. In onze kerk wordt er ook nog te veel gemenst! En wat door de media dan telkens weer aan de oppervlakte wordt gebracht, dat vernietigt bovendien ook nog één na één het beeld van de vele goede herders die onze kerk gelukkig toch ook nog heeft.
Het Evangelie van vandaag doet dan toch wel deugd! Jezus stem, die moeten we volgen, Hij zelf is de herder van zijn kudde. Dat maakt deze tekst me duidelijk!
Ik ben geen herder, ik ben een schaap, net zoals u en net zoals alle anderen. Jezus is de herder, en misschien ben ik dan zoiets als een belhamel, net zoals de rest van onze geestelijkheid, priesters en Bisschoppen ook. En misschien verdienen we het wel wanneer we weer eens op onze donder krijgen. Dat gebeurt nu eenmaal met belhamels.
Je hebt ze natuurlijk nodig, geen enkele kudde kan zonder belhamel. Die leidschapen zijn zeer belangrijk. Maar ook de belhamel heeft de herder nodig. Vooral hij moet naar de herder luisteren, moet zich telkens weer door de herder terug op de juiste weg laten leiden. Hij moet verdragen dat de herder corrigerend ingrijpt en de belhamel vooral af en toe zijn herdersstaf laat voelen. Die leidschapen zijn nodig, maar het zijn geen herders, en ze mogen zich dan ook niet als dusdanig voordoen. Ook belhamels zijn schapen, schapen van de ene kudde van Jezus Christus.
En wanneer we dan toch allemaal schapen zijn, dan heb ik er ook geen moeite mee om schaap te zijn in de kudde van Jezus. Wanneer Hij de herder is, dan ben ik graag schaap, want menselijke herders kan ik niet altijd vertrouwen. Wanneer Jezus zelf de herder is, dan weet ik, dat ik zonder vrees kan zeggen: “Uw wil geschiede, want in uw leiding kan ik vertrouwen hebben!“
Amen.