Dag Paulus,
als een mensenleven iets wil betekenen,
moet het steeds doorheen een grote ommekeer.
Dat heb jij aan den lijve ondervonden:
loslaten van eigen denkbeelden en overtuigingen,
hoe eerlijk ze ook waren,
maar op de duur niet meer levengevend;
loslaten van oude vertrouwde gewoonten,
hoe veilig ze ook waren,
maar op de duur niet meer bevrijdend;
loslaten van het eigen ik
om God in jou te laten spreken
en er kunnen zijn voor anderen.
Je hebt het helemaal meegemaakt.
Je dacht eerlijk dat je het juist voorhad
tot het tot je doordrong
dat je Jezus vervolgde
en dat Hij, die je vervolgde,
wel eens de Bron van je leven kon zijn.
Ommekeer vraagt moed.
Je staat ineens nergens meer,
de schillen moeten van je ogen
en je moet een nieuw begin maken.
In je verblinding zag je de Verrezene
en Hij toonde je de weg.
Je werd de stichter van vele gemeenschappen
die belichaming werden van Christus.
Dank zij jou
mogen wij vandaag verder bouwen
aan dit Lichaam van Christus.
Geef ons iets van jouw moed
en jouw gedrevenheid,
dat wij ooit ook kunnen zeggen:
Niet ik leef,
maar Christus leeft in mij.